السبت، 7 مارس 2015

55 - Surat Ar-Rahman, Medinan, 78 verses 55- سورة الرحمن, مدنية, 78 آية - مع الترجمة باللغة الهولنديه - Language Arabic and dutch


55 - Surat Ar-Rahman, Medinan, 78 verses
55- سورة الرحمن, مدنية, 78 آية

Arabic

بِسمِ اللَّهِ الرَّحمٰنِ الرَّحيمِ
الرَّحمٰنُ ﴿١﴾ عَلَّمَ القُرءانَ ﴿٢﴾ خَلَقَ الإِنسٰنَ ﴿٣﴾ عَلَّمَهُ البَيانَ ﴿٤﴾ الشَّمسُ وَالقَمَرُ بِحُسبانٍ ﴿٥﴾ وَالنَّجمُ وَالشَّجَرُ يَسجُدانِ ﴿٦﴾ وَالسَّماءَ رَفَعَها وَوَضَعَ الميزانَ ﴿٧﴾ أَلّا تَطغَوا فِى الميزانِ ﴿٨﴾ وَأَقيمُوا الوَزنَ بِالقِسطِ وَلا تُخسِرُوا الميزانَ﴿٩﴾ وَالأَرضَ وَضَعَها لِلأَنامِ ﴿١٠﴾ فيها فٰكِهَةٌ وَالنَّخلُ ذاتُ الأَكمامِ ﴿١١﴾ وَالحَبُّ ذُو العَصفِ وَالرَّيحانُ ﴿١٢﴾ فَبِأَىِّ ءالاءِ رَبِّكُما تُكَذِّبانِ ﴿١٣﴾ خَلَقَ الإِنسٰنَ مِن صَلصٰلٍ كَالفَخّارِ﴿١٤﴾ وَخَلَقَ الجانَّ مِن مارِجٍ مِن نارٍ ﴿١٥﴾ فَبِأَىِّ ءالاءِ رَبِّكُما تُكَذِّبانِ ﴿١٦﴾ رَبُّ المَشرِقَينِ وَرَبُّ المَغرِبَينِ ﴿١٧﴾ فَبِأَىِّ ءالاءِ رَبِّكُما تُكَذِّبانِ ﴿١٨﴾ مَرَجَ البَحرَينِ يَلتَقِيانِ ﴿١٩﴾بَينَهُما بَرزَخٌ لا يَبغِيانِ ﴿٢٠﴾ فَبِأَىِّ ءالاءِ رَبِّكُما تُكَذِّبانِ ﴿٢١﴾ يَخرُجُ مِنهُمَا اللُّؤلُؤُ وَالمَرجانُ ﴿٢٢﴾ فَبِأَىِّ ءالاءِ رَبِّكُما تُكَذِّبانِ ﴿٢٣﴾ وَلَهُ الجَوارِ المُنشَـٔاتُ فِى البَحرِ كَالأَعلٰمِ ﴿٢٤﴾ فَبِأَىِّ ءالاءِ رَبِّكُما تُكَذِّبانِ ﴿٢٥﴾ كُلُّ مَن عَلَيها فانٍ ﴿٢٦﴾ وَيَبقىٰ وَجهُ رَبِّكَ ذُو الجَلٰلِ وَالإِكرامِ ﴿٢٧﴾ فَبِأَىِّ ءالاءِ رَبِّكُما تُكَذِّبانِ ﴿٢٨﴾ يَسـَٔلُهُ مَن فِى السَّمٰوٰتِ وَالأَرضِ ۚ كُلَّ يَومٍ هُوَ فى شَأنٍ ﴿٢٩﴾ فَبِأَىِّ ءالاءِ رَبِّكُما تُكَذِّبانِ ﴿٣٠﴾ سَنَفرُغُ لَكُم أَيُّهَ الثَّقَلانِ ﴿٣١﴾ فَبِأَىِّ ءالاءِ رَبِّكُما تُكَذِّبانِ ﴿٣٢﴾ يٰمَعشَرَ الجِنِّ وَالإِنسِ إِنِ استَطَعتُم أَن تَنفُذوا مِن أَقطارِ السَّمٰوٰتِ وَالأَرضِ فَانفُذوا ۚ لا تَنفُذونَ إِلّا بِسُلطٰنٍ ﴿٣٣﴾ فَبِأَىِّ ءالاءِ رَبِّكُما تُكَذِّبانِ﴿٣٤﴾ يُرسَلُ عَلَيكُما شُواظٌ مِن نارٍ وَنُحاسٌ فَلا تَنتَصِرانِ ﴿٣٥﴾ فَبِأَىِّ ءالاءِ رَبِّكُما تُكَذِّبانِ ﴿٣٦﴾ فَإِذَا انشَقَّتِ السَّماءُ فَكانَت وَردَةً كَالدِّهانِ ﴿٣٧﴾ فَبِأَىِّ ءالاءِ رَبِّكُما تُكَذِّبانِ ﴿٣٨﴾ فَيَومَئِذٍ لا يُسـَٔلُ عَن ذَنبِهِ إِنسٌ وَلا جانٌّ ﴿٣٩﴾ فَبِأَىِّ ءالاءِ رَبِّكُما تُكَذِّبانِ ﴿٤٠﴾ يُعرَفُ المُجرِمونَ بِسيمٰهُم فَيُؤخَذُ بِالنَّوٰصى وَالأَقدامِ ﴿٤١﴾ فَبِأَىِّ ءالاءِ رَبِّكُما تُكَذِّبانِ ﴿٤٢﴾ هٰذِهِ جَهَنَّمُ الَّتى يُكَذِّبُ بِهَا المُجرِمونَ﴿٤٣﴾ يَطوفونَ بَينَها وَبَينَ حَميمٍ ءانٍ ﴿٤٤﴾ فَبِأَىِّ ءالاءِ رَبِّكُما تُكَذِّبانِ ﴿٤٥﴾ وَلِمَن خافَ مَقامَ رَبِّهِ جَنَّتانِ ﴿٤٦﴾ فَبِأَىِّ ءالاءِ رَبِّكُما تُكَذِّبانِ ﴿٤٧﴾ ذَواتا أَفنانٍ ﴿٤٨﴾ فَبِأَىِّ ءالاءِ رَبِّكُما تُكَذِّبانِ ﴿٤٩﴾ فيهِما عَينانِ تَجرِيانِ ﴿٥٠﴾ فَبِأَىِّ ءالاءِ رَبِّكُما تُكَذِّبانِ ﴿٥١﴾ فيهِما مِن كُلِّ  فٰكِهَةٍ زَوجانِ ﴿٥٢﴾ فَبِأَىِّ ءالاءِ رَبِّكُما تُكَذِّبانِ ﴿٥٣﴾ مُتَّكِـٔينَ عَلىٰ فُرُشٍ بَطائِنُها مِن إِستَبرَقٍ ۚ وَجَنَى الجَنَّتَينِ دانٍ ﴿٥٤﴾ فَبِأَىِّ ءالاءِ رَبِّكُما تُكَذِّبانِ﴿٥٥﴾  فيهِنَّ قٰصِرٰتُ الطَّرفِ لَم يَطمِثهُنَّ إِنسٌ قَبلَهُم وَلا جانٌّ ﴿٥٦﴾ فَبِأَىِّ ءالاءِ رَبِّكُما تُكَذِّبانِ ﴿٥٧﴾ كَأَنَّهُنَّ الياقوتُ وَالمَرجانُ ﴿٥٨﴾ فَبِأَىِّ ءالاءِ رَبِّكُما تُكَذِّبانِ ﴿٥٩﴾ هَل جَزاءُ الإِحسٰنِ إِلَّا الإِحسٰنُ ﴿٦٠﴾ فَبِأَىِّ ءالاءِ رَبِّكُما تُكَذِّبانِ ﴿٦١﴾ وَمِن دونِهِما جَنَّتانِ ﴿٦٢﴾ فَبِأَىِّ ءالاءِ رَبِّكُما تُكَذِّبانِ ﴿٦٣﴾ مُدهامَّتانِ ﴿٦٤﴾ فَبِأَىِّ ءالاءِ رَبِّكُما تُكَذِّبانِ ﴿٦٥﴾ فيهِما عَينانِ نَضّاخَتانِ ﴿٦٦﴾ فَبِأَىِّ ءالاءِ رَبِّكُما تُكَذِّبانِ ﴿٦٧﴾ فيهِما فٰكِهَةٌ وَنَخلٌ وَرُمّانٌ ﴿٦٨﴾ فَبِأَىِّ ءالاءِ رَبِّكُما تُكَذِّبانِ﴿٦٩﴾ فيهِنَّ خَيرٰتٌ حِسانٌ ﴿٧٠﴾ فَبِأَىِّ ءالاءِ رَبِّكُما تُكَذِّبانِ﴿٧١﴾ حورٌ مَقصورٰتٌ فِى الخِيامِ ﴿٧٢﴾ فَبِأَىِّ ءالاءِ رَبِّكُما تُكَذِّبانِ ﴿٧٣﴾ لَم يَطمِثهُنَّ إِنسٌ قَبلَهُم وَلا جانٌّ ﴿٧٤﴾ فَبِأَىِّ ءالاءِ رَبِّكُما تُكَذِّبانِ ﴿٧٥﴾ مُتَّكِـٔينَ عَلىٰ رَفرَفٍ خُضرٍ وَعَبقَرِىٍّ حِسانٍ ﴿٧٦﴾ فَبِأَىِّ ءالاءِ رَبِّكُما تُكَذِّبانِ ﴿٧٧﴾ تَبٰرَكَ اسمُ رَبِّكَ ذِى الجَلٰلِ وَالإِكرامِ ﴿٧٨﴾



Dutch

In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.
(1) De Barmhartige (2) Heeft de Koran onderwezen. (3) Hij heeft de mens geschapen (4) En heeft hem de uiteenzetting (er van) geleerd. (5) De zon en de maan doorlopen hun banen volgens het plan. (6) En planten en bomen aanbidden Hem. (7) Hij heeft de hemel hoog er boven verheven en een evenwicht bepaald (8) Opdat gij het evenwicht niet zoudt verstoren.(9) Houdt de weegschaal naar recht en doet aan de maat niet tekort. (10) En Hij heeft de aarde voor Zijn schepselen gemaakt: (11) Daarop zijn vruchten en palmbomen met scheden, (12) En gebolsterd graan en geurige bloemen, (13) Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? (14) Hij schiep de mens uit droge klei, als aardewerk. (15) En Hij schiep de djinn uit de vlam van Vuur. (16) Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? (17) De Heer der twee Oosten en de Heer der twee Westen! (18) Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? (19) Hij heeft de twee zeeën gescheiden, die elkander eens zullen ontmoeten. (20) Daartussen is een versperring geplaatst welke zij niet kunnen passeren. (21)Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? (22) Er komen paarlen en koraal uit beide (zeeën) vandaan. (23) Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? (24)En van Hem zijn de bergenhoge schepen op zee. (25) Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? (26) Al hetgeen is, zal vergaan. (27) En er blijft alleen het Aangezicht van uw Heer, de Bezitter van Heerlijkheid en Eer. (28) Welke van de gunsten van uw Heer uilt gij dan ontkennen? (29) Van Hem smeken allen, die in de hemelen en op aarde zijn, (gunsten) af. Elk dag toont Hij een andere Heerlijkheid. (30) Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?(31) Wij zullen spoedig met u afrekenen, o gij twee volkeren! (32) Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? (33) O, groep van djinn en mensen; als gij de grenzen der hemelen en der aarde wilt overschrijden, probeert dit dan. Doch gij zult dit zonder gezag stellig niet kunnen doen. (34) Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? (35) Er zullen vurige vlammen en gesmolten koper tegen u worden gezonden en gij zult u niet kunnen verweren.(36) Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? (37) En wanneer de hemel uiteengespleten en rosssig wordt als een roodgeverfde huid. (38) Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? (39) Op die Dag zullen mens noch djinn worden ondervraagd over hun zonden. (40) Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? (41) De schuldigen zullen aan hun kenmerken worden herkend en zij zullen worden gegrepen bij haren en voeten. (42) Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? (43) Dit is de hel door de schuldigen verloochend. (44) Zij zullen daar tussen vuur en fel kokend water rondgaan.(45) Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? (46) Maar er zullen voor hem die het verschijnen voor zijn Heer vreest, twee tuinen zijn, (47)Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? (48) Van verschillende soort. (49)Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? (50) In beide zullen twee fonteinen stromen. (51) Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? (52) Daarin zullen alle vruchten tweesoortig zijn. (53) Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?(54) Zij zullen zich nedervlijen op divans met tapijten waarvan de voeringen van dikke zijde zullen zijn. En het fruit der tuinen zal dicht bij de hand liggen. (55) Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? (56) Daarin zullen kuise meisjes zijn met zedige blik, door mens noch djinn ooit aangeraakt. (57) Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? (58) Als waren zij robijnen en koralen. (59) Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?(60) De beloning van goedheid kan niet anders dan goedheid zijn. (61) Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? (62) En naast deze twee zijn er nog twee tuinen. (63)Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? (64) Donkergroen van gebladerte,(65) Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? (66) Daarin zullen ook twee bronnen zijn die water in overvloed spuiten. (67) Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? (68) In beide zullen er vruchten, dadels en granaatappels zijn. (69) Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? (70) Daarin zullen goede en schone meisjes zijn.(71) Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? (72) Schonen in paviljoenen gehuisvest. (73) Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? (74) Die vóór hen mensen noch djinn hebben aangeraakt. (75) Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? (76) Rustend op groene kussens en prachtige tapijten. (77) Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen? (78) Gezegend zij de naam van uw Heer, de Bezitter van Heerlijkheid en Eer.


ليست هناك تعليقات:

إرسال تعليق